Compter de 0 à 20
0 | nul | 7 | zeven | 14 | veertien |
1 | één | 8 | acht | 15 | vijftien |
2 | twee | 9 | negen | 16 | zestien |
3 | drie | 10 | tien | 17 | zeventien |
4 | vier | 11 | elf | 18 | achttien |
5 | vijf | 12 | twaalf | 19 | negentien |
6 | zes | 13 | dertien | 20 | twintig |
Ecoutez et répétez (0-10)
(0) nul
(1) één
(2) twee
(3) drie
(4) vier
(5) vijf
(6) zes
(7) zeven
(8) acht
(9) negen
(10) tien
Ecoutez et répétez (11-20)
(11) elf
(12) twaalf
(13) dertien
(14) veertien
(15) vijftien
(16) zestien
(17) zeventien
(18) achttien
(19) negentien
(20) twintig
Rappel de grammaire (1)
Rappel de grammaire (2)
Introduction (2)
Exprimer l’heure
Het is 9:00.
Het is negen uur.
Het is 9:05.
Het is vijf over negen.
Het is 9:10.
Het is tien over negen.
Het is 9:15.
Het is kwart over negen.
Het is 9:20.
Het is twintig over negen.
Introduction (2)
Exprimer l’heure
Het is 9:40.
Het is twintig voor tien.
Het is 9:45.
Het is kwart voor tien.
Het is 9:50.
Het is tien voor tien.
Het is 9:55.
Het is vijf voor tien.
Introduction (2)
Exprimer l’heure
Het is 9:30.
Het is half tien.
Het is 9:20.
Het is tien voor half tien.
Het is 9:25.
Het is vijf voor half tien.
Het is 9:35.
Het is vijf over half tien.
Het is 9:40.
Het is tien over half tien.