Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Hallo Tim, _______ _______ _______ met je?
(hoe gaat het / wie heeft je / waar gaat voor)
Recomposez et enregistrez la phrase en anglais.
Satisfait ? Cliquez pour comparer.
Hallo Tim, hoe gaat het met je?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Goed. En _______ _______?
(van je / met je / voor je)
Goed. En met je?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
_______, bedankt.
(prima / laat / snel)
Prima, bedankt.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Wat _______ je?
(logeren / kennen / doe)
Wat doe je?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Ik lees de mail van het reisbureau want ik _______ mijn reis naar Rotterdam.
(organiseer / weet / help)
Ik lees de mail van het reisbureau want ik organiseer mijn reis naar Rotterdam.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Vertrek je _______?
(soms / alles / vandaag)
Vertrek je vandaag?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Ja, ik vertrek _______ _______.
(deze namiddag / nooit ook / soms altijd)
Ja, ik vertrek deze namiddag.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
_______ ga je naar Rotterdam?
(wie / waarom / wat)
Waarom ga je naar Rotterdam?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Ze hebben een probleem op een _______.
(productielijn / kilometer / avond)
Ze hebben een probleem op een productielijn.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
En, _______ ga je naar Rotterdam?
(hoeveel / hoe ver / hoe)
En, hoe ga je naar Rotterdam?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Ik _______ altijd met de trein.
(reis / klop / drink)
Ik reis altijd met de trein.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Waar _______ je?
(drinken / logeer / weet)
Waar logeer je?
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Ik _______ _______ niet.
(weet het / weet een / weet de)
Ik weet het niet.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Het _______ organiseert alles.
(fabriek / probleem / reisbureau)
Het reisbureau organiseert alles.
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
_______ reis!
(goede / daar / elektrische)
Goede reis!
Recomposez le dialogue
Enregistrez et comparez
Bedankt! Tot _______ week!
(de / volgende / ander)
Bedankt! Tot volgende week!
Bravo !
